Geschiedenis - Monasix | Azors' Renault Pagina's |
Monasix
De Monasix 6 cilinder was niet erg populair onder de gewone bevolking. Alleen de taxichauffeurs uit Parijs bestelden de Monasixen. Zelfs tot 1962 werden deze auto's gebruikt door hen, meeste met meer dan 1 miljoen kilometers op de klok.
Monaquatre
In oktober 1931 werd daarom de Monaquatre op de Autosalon van Parijs geïntroduceerd. De goedkope Monaquatre mocht zich tot zijn productie-einde in september 1935 in een warme belangstelling verheugen. Hij werd mateloos populair door zijn hoge betrouwbaarheid, zijn eenvoudige bediening en de voor zijn klasse grote binnenruimte. Op dezelfde wielbasis werden verschillende carrosserieën aangeboden. Er waren alleen al 3 versies van de limousine: de normale, de luxe en de grand luxe. Daarnaast was er in een torpedo, een cabriolet, een faux-cabriolet, een coupé en zelfs een bestelwagen voorzien.
Met dit bijzonder economisch geproduceerde type reageerde Renault echter op de wereldwijde economische crisis en de toenemende behoefte aan betaalbare auto's die economisch in het gebruik zouden zijn. De solide kwaliteit en de eenvoudige en prettige gebruikservaring waren vanzelfsprekend voor Renault. Met een beetje goede wil en wat toegeknepen ogen kun je zelfs al iets van het aura van de toekomstige 4CV erin herkennen, ook een auto die goedkoop, eenvoudig, economisch en praktisch was en die daarbij ook nog eens geslaagd was vormgegeven. In de jaren 30 echter mocht alles nog een maatje groter zijn, dus de Monaquatre was aanzienlijk ruimer gedimensioneerd dan het toekomstige spaarmodel van Renault. Vanaf 1933 werd de motor opgeboord, maar ook met dat vermogen was het bij een snelheid van 85 km/h wel zo´n beetje gebeurd. Niet alleen de motor maar ook het onderstel was niet echt berekend op een sportieve rijstijl. Als je langere tijd snel onderweg wilde zijn dan kon je de snelheid beter beperken tot een kilometertje of 75. Natuurlijk kon je wel harder maar zoals gezegd het onderstel begon te protesteren en wat wazig te worden terwijl ook het schrikbarend aanzwellende motorgeluid het ergste deed vrezen voor de gezondheid van kleppen en zuigers. Toch schrok dat de grote schare klanten niet af. De Monaquatre had meer dan genoeg ruimte voor de gemiddelde Franse familie inclusief bagage. De norm lag natuurlijk een stuk lager, al was het alleen al vanwege het wegennet.
De Monaquatre was dankzij zijn prijs en zijn betrouwbaarheid een zeer geliefde auto, maar je kon niet ontkennen dat het een tamelijk conservatieve tijdgenoot was. De technische constructie kende maar weinig opwindende elementen, tenslotte dicteerde ook hier de prijs het resultaat. Onder de motorkap werkte een nauwelijks opwindende viercilinder zijklepper met een Solexcarburateur en accu bobineontsteking. Het onderstel was al net zo conservatief. Een starre vooras opgehangen aan lange half elliptische bladveren en een dito achteras afgeveerd door een dwars geplaatste bladveer. Rondom waren wel weer goede hydraulische schokdempers gemonteerd, net als een enkele drogeplaatkoppeling en een drieversnellingsbak. Vanaf 1934 waren de hoogste 2 versnellingen zelfs gesynchroniseerd. Een typisch Renault kenmerk is de uit het dashboard stekende versnellingspook, maar dit model beschikte nog gewoon over vloerschakeling. Ook met de veiligheid van de inzittenden was het (relatief) goed gesteld: rondom waren mechanische trommelremmen gemonteerd, dus ook aan de vooras. De handremhendel bevindt zich bij de Monaquatre direct naast de lange versnellingspook en werkt op de achterwielen.
Het interieur was allesbehalve krap te noemen en voor een auto in zijn klasse was de wagen niet alleen ruim genoeg maar ook compleet uitgerust. Er waren 2 comfortabele zitbanken met armleuningen aan de zijkanten voor de achterpassagiers. Door de zelfmoordportieren achter was de instap comfortabel. Ook het uitzicht was riant, want dit model beschikte over drie zijruiten per kant. De zijramen in de portieren konden geopend worden. Zelfs de voorruit liet zich aan de onderkant openklappen. Een goede indruk maakt ook het houten dashboard met zijn grote en centraal opgestelde achthoekige instrument van Jaeger en de eveneens in art decostijl gehouden achthoekige knoppen en hendeltjes. De kilometerteller toonde zuidelijk optimisme doordat de schaal tot 130 km/h doorloopt. De grote achthoek informeert verder over de afgelegde afstand, de benzinevoorraad, de oliedruk, accuspanning en de tijd. Het interieur biedt opbergruimte in de portieren die achter van grote tassen zijn voorzien. Grote bagagestukken vonden gemakkelijk een plaatsje in de riante afsluitbare kofferruimte. Aan de buitenkant van de kofferruimte was het reservewiel gemonteerd dat toen nog veel vaker nodig was.
Het beroemde merkembleem, de rombus, vond je natuurlijk niet alleen op de radiateurgrille terug, maar op tal van andere plaatsen. Zelfs op het koplampglas is het logo te herkennen, op de wielnaven en de pedalen. Op het achterspatbord werd een rombus als typeaanduidingplaatje gebruikt. Overigens was de vorm van de Monaquatre niet nieuw; de vormen waren van de oudere Primaquatre overgenomen. De vormgeving en de techniek waren dus uiterst conservatief maar dat kon niet verhinderen dat de Monaquatre een groot succes werd. Voor het concept van een robuust, doelmatig en strak geprijsd vervoermiddel was zeker een rooskleurige toekomst weggelegd. Renault wist echter in 4 jaar tijd niet minder dan 50.000 exemplaren van de Monaquatre weg te zetten.
Motor Type: | 4 cilinder | 6 cilinder | |
Cilinderinhoud: | 1289 cc | 1463 cc | 1474 cc |
Boring X Slag (mm): | 66.0 X 95.0 | 70.0 X 95.0 | 58.0 X 93.0 |
Max. vermogen: | 25 pk | 30 pk | |
Gewicht: | 950 kg | ||
Lengte: | 3.900 mm | ||
Breedte: | 1.570 mm | ||
Wielbasis: | 2.650 mm |